Yehuda Shaul (29), Israëlische oorlogsveteraan, vertelt over structurele misdaden van Israëlisch leger in bezette gebieden
De Standaard | By Ine Roox | 20.10.2012 | TRANSLATE
BRUSSEL - Yehuda Shaul, een Israëlische oorlogsveteraan die een boekje opendoet over de bezetting, is in Israël geen populair man. ‘Wij houden de Israëlische samenleving een spiegel voor, en als je lelijk bent, sta je liever niet urenlang voor de spiegel.'
‘Ik herinner het mij nog heel goed, het was in 2002, en Brazilië zou een belangrijke wedstrijd spelen op het wereldkampioenschap voetbal. Iedereen wil Brazilië zien spelen, toch? We waren die dag op pad in een Palestijns vluchtelingenkamp nabij Ramallah. We zouden er van huis tot huis gaan, binnenvallen, de boel op stelten zetten, alles doorzoeken, zoals gewoonlijk. We waren niet naar iets specifieks op zoek — als Israëlische soldaten was onze opdracht de dagelijkse routine van Palestijnse bewoners breken. Omdat onze commandant wist hoe graag wij de match wilden zien, blies hij de operatie in het vluchtelingenkamp even af. Hij droeg ons op een Palestijns huis te zoeken met een satellietontvanger, binnen te vallen en de bewoners in de kelder op te sluiten, zodat wij ondertussen van hun televisietoestel gebruik konden maken. Na de wedstrijd lieten we de bewoners gewoon weer vrij. Het was doodnormaal, niemand keek ervan op.'
Yehuda Shaul (29) vindt dit intussen allang niet meer ‘doodnormaal'. Shaul is een oorlogsveteraan uit het Israëlische leger en zegt dat hij zelf, net als alle andere Israëlische soldaten in de bezette gebieden, heel wat misdaden op zijn kerfstok heeft. Hij zwaaide af in 2004, maar besloot daarna een boekje open te doen over wat hij als structureel misbruik door het Israëlische leger omschrijft. ‘Breaking the silence', de organisatie waarvan Shaul medeoprichter is, heeft tot vandaag de getuigenissen verzameld van meer dan 850 Israëlische regeringssoldaten over hun dienst in de bezette gebieden. De vaak schokkende getuigenissen overspannen een periode van tien jaar. Geregeld omschrijven de soldaten de bezette gebieden als ‘het Wilde Westen, waar iedereen gewoon doet wat hij wil.' De getuigenissen verschijnen eind oktober in boekvorm bij De Arbeiderspers.
Niet alleen is het opvallend dat een Israëlische organisatie zo hard van leer trekt tegen de Israëlische beleidsmakers en de bezetting, maar met uw persoonlijke achtergrond is dit allicht nog minder evident?
‘Ik kom uit wat je noemt een politiek rechts nest. Ik ben een orthodoxe jood, geboren en getogen in Jeruzalem, ik liep middelbare school in een Israëlische nederzetting, nabij Ramallah. Mijn zus is nog altijd een kolonist, mijn neven waren kolonisten in Gaza. Meteen na mijn middelbare school ben ik opgeroepen voor mijn militaire dienstplicht van drie jaar. Toen ik afzwaaide, voerde ik als sergeant het bevel over 120 soldaten. Ik heb het meest gewelddadige hoogtepunt van de tweede Intifada meegemaakt. Van mijn twee jaar op de Westelijke Jordaanoever heb ik veertien maanden gediend in Hebron, de enige stad op de bezette Westoever met een Israëlische nederzetting in het Palestijnse stadscentrum. Ik heb zelf heel wat misdaden op mijn actief. Maar toch heb ik altijd sterke twijfels gehad bij wat wij, Israëli's in de bezette gebieden uitrichten.'
Over welke misdaden hebben we het?
‘Mijn eerste opdracht als gevechtssoldaat in Hebron was om met een granaatlanceerder lukraak een dichtbevolkte Palestijnse woonwijk onder vuur te nemen. In principe beantwoordden wij vijandelijk vuur, uit de heuvels. Maar we konden op geen enkele manier weten van waar we precies werden beschoten. Dus namen wij op onze beurt lukraak doelwitten in die Palestijnse woonwijk in het vizier. Tijdens mijn opleiding, in de Negev-woestijn, mocht uit voorzorg niemand op minder dan anderhalve kilometer in de buurt van die lanceerder komen. En in Hebron moest ik er een woonwijk mee beschieten. Die eerste avond draaide mijn maag zich om — je kunt niet eens gericht vuren met zo'n ding. De tweede avond ging het al iets beter. En na één week was het de spannendste actie die ik ooit had meegemaakt, en gierde de adrenaline doorheen mijn lijf. Het was als een videogame, maar dan nog veel beter, want dit was echt.'
Hebt u enig idee hoeveel doden er toen vielen?
‘Ik heb geen flauw benul.'
Waarom protesteerde u pas achteraf?
‘Tijdens je legerdienst is zoiets onmogelijk. De groepsgeest is sterk, en als je dan zelf commandant wordt, dan wordt het nog erger: je krijgt de kans niet om dingen in vraag te stellen of om te twijfelen. Want als jij dan twijfelt, dan twijfelen ook die vijftig soldaten die op jouw orders wachten. Pas tijdens de laatste maanden van mijn dienstplicht sloeg de twijfel echt hard toe. Pas toen drong het besef door dat wat wij daar doen, fout en volstrekt immoreel is. Ik kon niet verwerken wat ik zelf op de bezette gebieden had aangericht. Toen begon ik mijn kameraden in het leger daarover vragen te stellen, en tot mijn verbazing vertelden zij dat zij er net zo over dachten. Dat was het startschot voor onze organisatie, ‘Breaking the Silence'.
‘Het vooruit gezonden commando... vertelde ons regelmatig dat ze voortdurend voor de lol Arabieren sloegen. Op patrouilles en... ze deelden altijd klappen uit, maar een keer maakte ik het mee. We reden naar de farmacie-controlepost. Er waren twee of drie kinderen die niet door de metaaldetector kwamen. De jeep stond stil, en de compagniescommandant stapte uit en nam een jongen mee de steeg in. (...) Steeds meer klappen. Slagen. En er werd onophoudelijk geschreeuwd. Achteraf zei de ploegcommandant: “Zo pak je ze aan.” (Hebron, 2009, Nahal-brigade)
Een Arabier als levend schild
‘We moesten naar een bepaalde locatie, waar ze Qassam-raketten hadden gevonden in de minaret van een moskee. Je gaat dan op zoek naar iemand die de moskee in gaat en de raketten uit elkaar haalt, want dat is te gevaarlijk voor ons. Dus kloppen we bij mensen in de buurt aan. (...) Ze klopten bij mensen aan en hadden een verstandelijk gehandicapte man gevonden. Ze zeiden: ‘Jij klimt de moskee in. Er liggen leidingen in de minaret. Die breng je naar beneden.' Ze hadden hem niet eens verteld dat het om explosieven ging. (...) Ja, voor zo'n klus heb je normaal een robot, maar het kost enorm veel tijd om zoiets te bedienen en te vervoeren. Je hebt er ook een speciaal voertuig voor nodig.' (Ramallah, 2002, geniekorps)
Yehuda Shaul: ‘Ik heb ook Palestijnen als levend schild gebruikt, duizenden huizen overhoop gehaald zonder zelfs maar een aanwijzing dat daar bijvoorbeeld wapens werden verstopt, ik heb met een tank over geparkeerde voertuigen gereden, enzovoort. Maar de grootste schok voor ons, soldaten, was dat de Israëlische samenleving ons erop uitstuurt om die drie jaar verplichte legerdienst te vervullen, maar er geen flauw benul van heeft wat die job op het terrein inhoudt.'
Jullie verzamelen nu al acht jaar getuigenissen. Israël zal intussen toch wel weten wat in de bezette gebieden plaatsvindt?
‘Toch niet. Wij willen Hebron naar Tel Aviv brengen, die westerse feeststad waar al die onfraaie verhalen over bezetting en mishandeling en oorlog mijlenver weg lijken. Erg veel Israëli's weten nog altijd niet, of ze willen niet weten waartoe de bezetting leidt. Als je een lelijk gezicht hebt, kijk je niet graag urenlang naar jezelf in de spiegel. Toch doen wij precies dat: wij houden onze samenleving een spiegel voor. We wijzen Israël erop dat wij, oorlogsveteranen, gekant zijn tegen de bezetting van Palestijns land, en de inzet van ons leger als bezettingsmacht fout en immoreel vinden.'
Officieel zegt Israël dat zijn soldaten een defensief leger vormen, en Palestijnse terreur moeten voorkomen.
‘Er is geen exit-plan. Op het terrein is er geen enkele aanwijzing dat deze bezetting tijdelijk is. In een tijdelijke situatie zou de bezetter aan een exit-plan werken, lokale politici vormen aan wie de macht kan worden overgedragen, en intussen de hearts and minds van het bezette volk trachten te winnen. Op de Westelijke Jordaanoever gebeurt precies het tegenovergestelde. De missie van het Israëlische leger is de Palestijnse bevolking onophoudelijk te intimideren en angst aan te jagen, en de Palestijnen het gevoel te geven opgejaagd wild te zijn.'
‘Voor elk banaal dagelijks detail komt een Palestijn met de bezetter in aanraking. Werken, zich verplaatsen, een reisvergunning verlengen: alles is enorm gecompliceerd, enkel omdat hij een Palestijn is.'
‘Het doel is door constant angst en spanning te creëren, potentiële terroristen op andere gedachten te brengen. Daarom wordt iedereen — ook bejaarden en kinderen — angst aangejaagd.'
‘Wennen de Palestijnen aan die angst, dan moet het leger gewoon nog straffer uit de hoek komen om de spanning op te drijven. Schuldig of onschuldig, het maakt niet uit. In de bezette gebieden zijn er slechts twee blokken: wij, en zij. Daarom is ons leger geen defensief leger dat de staat Israël beschermt, maar wel een bezettingsmacht die een offensieve actie uitvoert.'
Positief is tenminste dit: als Israëli mág u zoveel kritiek hebben op uw bestuur. Een Palestijn hoeft er niet aan te denken Hamas te bekritiseren.
‘Denk maar niet dat ik populaire Jan ben in Israël, wij komen het feestje verpesten. Israël heeft een levendig middenveld en een vrije pers, maar de druk op ngo's neemt toe. Haaretzis een degelijke krant, maar bereikt slechts een schare lezers. Met negatieve verhalen uit de bezette gebieden verkoop je in Israël geen kranten.'
Hoe is uw relatie met het Israëlische leger?
‘Het leger heeft ons geregeld uitgenodigd om een lezing te houden. We hebben dat ook telkens gedaan. Ons doel is niet het leger te bekladden. Wij denken niet dat het leger hiervan de hoofdschuldige is. Het leger is de gewapende arm van de beleidsmakers, en zij vertegenwoordigen onze samenleving. Wij willen binnen die Israëlische samenleving het debat aanwakkeren over de bezetting, en over wat in onze naam gebeurt.'
En hoe is dan uw relatie met de beleidsmakers?
‘15 juli 2009 was een keerpunt. Toen publiceerden we de getuigenissen van soldaten in de Gaza-oorlog (december 2008 tot januari 2009, red.). Na die oorlog kreeg Israël bakken internationale kritiek, om het disproportionele geweld dat de troepen daar hebben gebruikt.'
‘Uit onze getuigenissen bleek dat Israël in Gaza alle registers had opengetrokken. De beleidsmakers waren ziedend. De stafchef van het leger, de minister van Defensie, zelfs premier Netanyahu viel ons publiekelijk aan.'
‘Ze noemden ons “landverraders”, en “leugenaars, die enkel met anonieme getuigen komen opdraven”, terwijl wij elk getuigenis grondig checken en nog nooit één vergissing moesten rechtzetten. Die haatcampagne was behoorlijk beangstigend. We vreesden alle steun kwijt te spelen. Maar dan dacht ik: als zelfs Bibi zich persoonlijk met ons moet bezighouden, dan is het niet zo onbenullig wat wij doen. Dan raken we een gevoelige snaar.'
No comments:
Post a Comment