27 August 2011

De journalistiek van Ko Colijn

Professor Ko Colijn (1951) is politicoloog, directeur van het Instituut Clingendael, docent bestuurskunde, bijzonder hoogleraar internationale betrekkingen, bestuurslid van het Nederlands Genootschap voor Internationale Zaken, docent van het diplomatenklasje van het ministerie van Buitenlandse Zaken en de postdoctorale opleiding Journalistiek van de Erasmus Universiteit. Maar hij wordt ook vaak gepresenteerd als "journalist", "terrorismedeskundige" en "onafhankelijk defensiedeskundige". Hij treedt op in diverse radio- en televisieprogramma’s: NOS Journaal, Nova, het Radio-1 Journaal, Oog op Morgen, de VRT-radio, BNR en Australian Special Broadcasting. Kortom, een 'voorlichter' met vele petten, die overal voor in te huren is.

Hoe kan zo iemand een journalist zijn - iemand die verslag doet van de werkelijkheid? Ik presenteer hier enkele werken van 'journalistiek' van Colijn over de noodzaak en het succes van een "oorlog tegen Irak", waarvoor hij in Nederland de geesten rijp maakte.

Irak - de Olympus schudt
Vrij Nederland 15 februari 2003

"Daarbij gaat het niet meer om de vraag of Saddam Hoessein massavernietigingswapens verbergt – niemand twijfelt daar nog aan."

"De mannen van Blix kunnen heel Irak ondersteboven graven, maar Irak wil niet meewerken."

"Niemand, ook Chirac en Schröder niet, bestrijdt dat Powell gelijk had met zijn bewijzen."

"Het grote verwijt dat Fransen en Duitsers de Amerikanen maken ('oorlog is een ondoordacht idee, jullie hebben niet eens een plan voor het Irak-na-Saddam') geldt natuurlijk even hard voor hun eigen blauwhelmenplan, maar who cares? De framing is verpletterend."



Bush, kijk naar jezelf!
Vrij Nederland 22 maart 2003

"Eind januari lekte via de Los Angeles Times uit dat ook het preventieve gebruik van nucleaire wapens tegen Irak niet geheel uitgesloten wordt. Misschien weerhoudt dat dreigement Saddam Hoessein inderdaad van een verdediging met antrax en gifgas."

Iraaks lesje
Vrij Nederland 3 mei 2003

"Wie het nog wat ruimer wil zien, kan concluderen dat het 'doel' van Irak oneindig veel verder gaat dan het vinden van een vaatje zenuwgas en de scalp van Saddam Hoessein. Nú is het moment om álle schurkenstaten hun steun aan het terrorisme openlijk te laten afzweren, en om Teheran en Pyongyang tot de ontmanteling van hun ABC-wapenprogramma's te dwingen. Sterker nog, nú is het moment om de rest van de wereld het absolute leiderschap van Amerika te laten erkennen en om multilaterale organisaties die Washington daarbij hinderen, uit te kleden."

Een goedkope oorlog
Vrij Nederland 7 juni 2003

De oorlog tegen Irak was een succes voor de Amerikaanse luchtmacht en heeft de Amerikaanse economie nauwelijks pijn gedaan. Die hoefde er maar drie kwartier voor te draaien.

Een Amerikaanse oorlog overzee eindigt steevast met een binnenlandse veldslag: welk krijgsmachtonderdeel heeft het er het best van afgebracht? De eerste slag is door de luchtmacht gewonnen. Eind mei lekte Operatie Iraqi Freedom uit, een eerste feitelijke opsomming van de prestaties van de US Air Force. Uit de soep van afkortingen kan een voorlopig oordeel over de luchtoorlog worden geveld.

Was de oorlog een schone operatie?

Nogal, afgemeten naar het aantal afgeworpen bommen. Er vielen 30.000 bommen op Irak. Zo'n 20.000 daarvan waren slim. Omdat het meestal prachtig oorlogsweer was, was het grootste deel lasergeleid. Zonder mist, woestijnstof of wolken kun je een doel met laser beschijnen en vliegt de bom er gegarandeerd bovenop. De iets minder zuivere, maar ook in slecht weer te gebruiken JDAM-bom, gebruikt satellietsturing. Van de slimme bommen die Irak de das omdeden, waren 8700 lasergeleid en ruim11.000 satellietgeleid. Maar vier procent van de missies ging letterlijk en figuurlijk de mist in.

Was de oorlog een hightechshow?

Ja natuurlijk, als je je verdiept in het onzichtbare succes van communicatie- en informatietechnologie. Maar zulke gegevens maken geen indruk op politici. Congresleden willen lezen welke vliegtuigen scoorden en hoe laag de verliezen waren. Welnu, de oudjes deden het 't best.

Gevechtsvliegtuigen, die vaak veel ouder zijn dan de piloten zelf, gingen voorop in de strijd. De A-10, het 'vliegende wrattenzwijn', poeierde met zijn boordkanonnen meer dan 300.000 keer op Iraakse tanks en andere gronddoelen. De old fat B-52 gooide per keer 20 slimme bommen op afzonderlijke doelen.
(...)
Verreweg het meest (16.000 keer) troffen de bommen divisies, tanks en wapenopslagplaatsen. Dankzij deze close air support kon het landleger snel naar Bagdad oprukken. In 156 gevallen was er sprake van TST-alarm: Dan werden vliegtuigen onmiddellijk naar 'tijdgevoelige' doelen gedirigeerd, zoals het restaurant waar Saddam zou dineren, waarbij een B-1 die al op de terugweg was moest omkeren en in een halfuurtje een puinhoop maakte van de eetgelegenheid. Slechts vier keer rukte een vliegtuig uit om een terroristisch doel aan te pakken.



TRANSLATE

No comments:

Post a Comment