Archieffoto uit 1950 van een slaapzaal in Sint Joseph in Heel.
Mogelijke moord op 34 zwakzinnige kinderen in Limburg verzwegen
De twee auteurs van een gedenkboek bij het tachtigjarig bestaan van Sint Joseph waren destijds in het archief van het bisdom Roermond informatie tegengekomen over de mysterieuze dood van de kinderen, waarvoor een broeder verantwoordelijk zou zijn. De door Sint Joseph ingehuurde auteurs hielden de gegevens echter achter omdat ze “niet bewezen” waren, zegt Phil Janssen uit Venlo die het boek schreef met Adri Gorissen, journalist van Dagblad De Limburger.
(...)
De auteurs van het gedenkboek beschikten al in 1990 over dezelfde stukken, zo blijkt nu. Het gaat onder meer om informatie van de Arbeidsinspectie die in 1958 melding maakte van mogelijke moorden en meldde dat in Sint Joseph kinderen ernstig mishandeld en misbruikt werden. (NRC, 25 juni 2012)
Ernstige mishandeling, seksueel misbruik en mogelijke moord. Van kinderen. En de belangrijkste ambtenaar van het archief van de Gemeente Venlo, en een journalist die die informatie achterhouden. Verzwijgen. 'Omdat het "niet bewezen" was'. Wat wel heel slecht gelogen is, omdat het nooit voor de rechter is geweest. Deze twee mannen zouden direct op non-actief moeten worden gesteld.
‘Inspectie op de hoogte van castraties in jaren vijftig’
Instellingen in Limburg en Brabant hebben in de jaren vijftig, met medeweten van de inspectie, ongevraagd minderjarige patiënten gecastreerd. Uit gespreksverslagen die deze krant heeft ingezien blijkt dat ouders niet of achteraf werden ingelicht. (meer bij De Limburger)
Commissie Deetman: castratie los van misbruik RKK
De NRC berichtte in maart 2012 dat een melding aan de commissie, over de castratie van een minderjarige jongen na zijn aangifte van seksueel misbruik in internaat Harreveld, niet diepgaand was onderzocht en niet in het rapport van de commissie kwam. Volgens de commissie toonden de melding over de castratie en de gegevens die de commissie had, geen "verband aan tussen het seksuele misbruik van een aantal minderjarigen, de aangifte en de castratie". (NRC)
Deetman emotioneel
Tweede Kamerleden kregen gisteren de gelegenheid om Wim Deetman, voorzitter van de commissie die onderzoek naar seksueel misbruik in de Katholieke Kerk deed, te ondervragen over mogelijke omissies in zijn rapport. "Twijfels over mijn integriteit maken een vervolgonderzoek moeilijk."
Ik word er bijna emotioneel van." Wim Deetman kan de suggestie in de media dat hij met zijn onderzoekscommissie naar seksueel misbruik in de Kerk zaken uit zijn rapport zou hebben gehouden niet verkroppen. "Het is nergens op gebaseerd en ik daag iedereen uit om anders te bewijzen", zei Deetman tijdens het rondetafelgesprek dat Tweede Kamerleden gisteren met zowel leden van de onderzoekscommissie zelf als met journalist Joep Dohmen van NRC Handelsblad hielden.
Aanleiding voor die zitting waren de berichten die recent in NRC en deze krant zijn verschenen over castratiepraktijken in katholieke instellingen. Ondanks dat bij de commissie-Deetman al in 2010 een getuigenis over een gedwongen castratie van een minderjarige bewoner van een katholiek internaat is binnengekomen, staat er in het rapport niets over. De betreffende getuigenis bood te weinig aanknopingspunten voor een uitgebreid nader onderzoek, aldus Deetman, die daarover zowel door journalist Dohmen als door diverse Kamerleden werd bekritiseerd.
Castratie ging over het algemeen volwassenen aan en dus niet de minderjarigen met wie Deetman zich in zijn onderzoek bezighield, zo reageerde de oud-minister op vragen van Kamerleden over de reden van het ontbreken van nader onderzoek naar castratiepraktijken. Dat er in relatie tot misbruik in de Kerk een hele reeks castraties zou hebben plaatsgehad, daarvan "hebben we niks gevonden", aldus Deetman. Hij zei verder dat het onderzoek de commissie toch al niet in de koude kleren is gaan zitten: "Twijfels aan mijn integriteit maken het moeilijk om met een vervolgonderzoek te beginnen." Bij vlagen reageerde hij geagiteerd op de kritiek die op het werk van de commissie is geuit.
Deetman adviseerde de Kamer gisteren nogmaals om een wetenschappelijke studie naar de rol van de psychiatrie in de jaren vijftig en zestig te laten verrichten. "Wat wij nu onaanvaardbaar vinden, werd vroeger soms wel aanvaardbaar geacht. Belangrijk is om te weten wat de normen en standaarden waren in die tijd. Om daadwerkelijk onderzoek te kunnen doen, heb je medische kennis nodig." Opvallend is dat Deetman als een van de redenen voor een onderzoek naar de rol van psychiaters en medici ook refereert aan de hoge sterftecijfers in de periode 1952-1954 in huize Sint Joseph in Heel. Naar die sterftepiek verricht het Openbaar Ministerie momenteel nog steeds onderzoek. Deetman: "Los van de sterftecijfers zijn er bij ons door die kwestie vermoedens opgekomen dat er misschien behandelingstactieken werden gehanteerd die in een bepaald tijdsbeeld pasten en die wetenschappelijk onderzocht zouden moeten worden." (De Limburger, 5 april 2012)
Het voormalige jongensinternaat Maria ter Engelen in Bleijerheide.
Wikipedia:
In december 2011 verscheen het eindrapport als samenvatting, als reguliere editie, en in een uitgebreide wetenschappelijke editie. Hieruit bleek dat de commissie 1795 meldingen van seksueel misbruik heeft ontvangen. De commissie stelt vast dat enkele duizenden kinderen in de periode tussen 1945 en 1985 ernstig seksueel zijn misbruikt. Hierbij hebben zich ongeveer 1000 gevallen van penetratie voorgedaan. Hierbij waren circa 800 daders betrokken. Wanneer ook minder ernstige vormen van misbruik worden meegeteld, komt het totale aantal slachtoffers -volgens een wetenschappelijk onderbouwde schatting- op een aantal tussen 10.000 en 20.000. Enige tienduizenden minderjarigen hebben te maken gehad met lichte, ernstige, of zeer ernstige vormen van grensoverschrijdend seksueel gedrag. Het overgrote deel van het misbruik werd gepleegd met kinderen tussen de zes en veertien jaar. In hun latere leven ondernamen de slachtoffers veel meer suïcidepogingen dan gemiddeld. Het misbruik kwam het meest voor in de jaren vijftig en zestig en het begin van de jaren zeventig. De wijze waarop bestuurlijk verantwoordelijken zijn omgegaan met het misbruik kent ernstige tekortkomingen.
Oud-directeur Sint Joseph: Dacht dat het een epidemie was
Oud-directeur Gerard Eijsink van jongensinternaat Sint Joseph in Heel bij Roermond zag bij zijn aantreden in 1985 de piek in het aantal sterfgevallen dertig jaar eerder. Hij nam aan dat het om een epidemie ging en deed er verder niets mee, zei hij vanavond voor de camera van EenVandaag.
In het programma kwamen nabestaanden van twee in 1953 en 1954 overleden jongens aan het woord. De doodsoorzaak is hun nooit verteld, zeiden ze. Een van de jongens zou aan heimwee zijn gestorven, werd gezegd.
Een portier van Sint Joseph wilde in de jaren 60 aangifte doen van de mishandelingen en andere misstanden, vertelde zijn schoonzus Rita van Essen. Maar zijn gezin weerhield hem daarvan uit angst voor werkloosheid. De portier vertelde zijn schoonzus over wreedheden door de broeders. Zo moesten de kinderen 's nachts in de kou werken.
Na afloop trapten broeders hun werkstukken kapot. De kinderen leken erg aanhankelijk jegens de broeders, maar dat was uit pure angst, aldus deze getuige. (Volkskrant)
Deetman deed het onderzoek over misbruik in de Rooms-Katholieke Kerk in opdracht van de Rooms-Katholieke Kerk.
No comments:
Post a Comment